De economische structuur van de Rijschoolbranche
Vanuit de commissie Roemer is in gesprekken ons meegedeeld dat de rijschoolbranche een economische structuur heeft.
Deze structuur is lastig te benoemen omdat partijen die zich daarmee bezighouden een te grote invloed op de branche hebben waardoor de commissie Roemer dit ook niet heel duidelijk naar de voorgrond heeft getild.
De partijen die zich onder meer van deze structuur bedienen zijn de volgende:
De opleidingsinstituten voor rijinstructeurs.
Daaruit komt voort dat ook de rijscholen gebruik maken van de voordelen die deze structuur biedt.
Hier is dus sprake van een oorzaak gevolg relatie.
Doordat er nu een aantal jaren De Koepel aanwezig, blijven er pogingen komen en gaan om deze structuur te blijven handhaven, met alle gevolgen van dien voor iedereen.
Economische structuur
Maar wat is een economische structuur?
Een economische structuur betreft een belangrijke overtuiging die de basis is.
Het gaat binnen de rijschoolbranche om economische factoren die bepalend zijn voor de mogelijkheden van de economie binnen de rijschoolbranche om de rijopleiding tegen concurrerende lestarieven op de markt te brengen en te houden.
Let op: hierdoor is de mens, die veiligheid wil op de weg op de tweede plaats gezet.
De rijopleiding is ondergeschikt gemaakt door deze structuur aan economische factoren.
Nieuwe mogelijkheden en antwoorden worden (on)bewust tegengehouden en tegengewerkt.
De rijinstructeur
In de praktijk bepaalt deze economische structuur de mate van leren en beïnvloedt het de individuele prestaties van rijinstructeurs.
Iedere vijf jaar moeten rijinstructeurs hun bevoegdheidspas verlengen.
Hiervoor moeten ze een aantal bijscholingen volgen om aan voldoende punten te komen om hun pas te kunnen verlengen.
Deze bijscholingen zijn allemaal gebaseerd op de instructeursopleiding die gevolgd is, de basis.
Dit houdt in dat iedere rijinstructeur zich niet mag en kan ontwikkelen.
Alleen opfrissen door middel van bijscholingen en het verbreden van al opgedane kennis wat past bij het werk als rijinstructeur en gevolgde opleiding.
De leerling/consument
Van de economische structuur, het verdienmodel is de consument, die het rijbewijs willen halen in zijn totaliteit niet op de hoogte maar wel de dupe.
De ogen van de consument en zodra hij of zij een rijschool binnenloopt, de leerling, kijken niet verder dan wat er te zien is en de indruk die gekregen wordt.
Concreet, de lesauto is het helemaal.
De rijinstructeur is aardig en zodra het rijbewijs gehaald is de instructeur goed.
Inhoudelijk is en blijft de consument die leerling wordt onwetend.
De overtuiging is er nu nog dat, dat alles wat geleerd is alles is wat men dient te weten.
Zodra er in de directe omgeving een ingrijpende gebeurtenis plaatsvindt, wat ingrijpt in levens van mensen gaan er vragen komen en ontwijkende antwoorden zijn er als reactie hierop.
In de praktijk bepaalt deze economische structuur de mate van leren en beïnvloedt het de individuele prestaties van rijbewijsleerlingen.
Concrete voorbeelden zijn er ook heel veel:
Leerlingen die anders rijden op een rijexamen dan in de rijles.
Leerlingen die wel het theoriecertificaat hebben gehaald maar geen kennis hebben.
Geen verschil weten tussen voorrang verlenen en voor laten gaan.
Deze voorbeelden zijn oneindig uit te breiden.
Concreet is het dus de economische structuur die ten koste van mensenlevens in stand wordt gehouden.
Beseffen we dat wel?